Onderzoekers aan Stanford Medicine hebben een nieuwe vorm van depressie geïdentificeerd, genaamd de cognitieve biotype, die ongeveer 27 procent van de depressieve patiënten treft. Deze patiënten hebben moeite met vooruitplannen, zelfbeheersing en het onderdrukken van ongepast gedrag. Beeldvorming toonde verminderde activiteit in twee hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor deze taken.
De standaardbehandeling voor depressie zijn selectieve serotonine heropname remmers (SSRI's), maar deze zijn minder effectief voor patiënten met cognitieve disfunctie. De onderzoekers geloven dat het aanpakken van deze cognitieve disfuncties met minder vaak gebruikte antidepressiva of andere behandelingen de symptomen kan verlichten en sociale en beroepsvaardigheden kan herstellen.
In het onderzoek, gepubliceerd in JAMA Network Open (Juni, 2023), werden 1.008 volwassenen met een onbehandelde ernstige depressieve stoornis willekeurig een van de drie meest voorgeschreven antidepressiva toegediend. Voor en na de behandeling werden de depressieve symptomen van de deelnemers gemeten met behulp van twee enquêtes. Ook werden er cognitieve tests uitgevoerd.
Uit de resultaten bleek dat 27 procent van de deelnemers meer uitgesproken symptomen van cognitieve vertraging en slapeloosheid, verminderde cognitieve functie op gedragstests en verminderde activiteit in bepaalde frontale hersengebieden had. Dit profiel werd het cognitieve biotype genoemd.
De onderzoekers hopen dat gedragsmetingen en beeldvorming kunnen helpen bij het diagnosticeren van depressie biotypes en leiden tot een betere behandeling. Een patiënt zou een enquête kunnen invullen op zijn eigen computer of in de dokterspraktijk, en als ze een bepaald biotype vertonen, zouden ze kunnen worden doorverwezen voor bevestiging door beeldvorming alvorens een behandeling te ondergaan.
Het onderzoeksteam gelooft dat een medicijn genaamd guanfacine, dat specifiek gericht is op het dorsolaterale prefrontale cortexgebied, effectiever kan zijn voor patiënten met het cognitieve subtype. Ze hopen studies uit te voeren met deelnemers die het cognitieve biotype hebben, waarbij verschillende soorten medicatie worden vergeleken met behandelingen zoals transcraniële magnetische stimulatie en cognitieve gedragstherapie.
Lees het artikel op de mobiele website