Cognitieve gedragstherapie (CGT) is de favoriete therapie van GGZ-instellingen in Nederland. Er is veel wetenschappelijk bewijs voor, er zijn veel modellen beschikbaar en (psychologie)studenten van de universiteit kunnen deze modellen zo toepassen op patiënten als ze zijn afgestudeerd en gaan werken in de geestelijke gezondheidszorg. Toch is er een trend gaande waarbij lichaamsgerichte therapie als alternatief populariteit aan het winnen is.
Bessel van der Kolk, psychiater en expert op het gebied van psychotrauma, begrijpt dit maar al te goed. Hij stelt in zijn befaamde boek 'The body keeps the score' dat praten niet genoeg is om iemand van PTSS voor 'trauma met een hoofdletter T' af te helpen. 'Woorden geven aan wat er is gebeurd, is uiterst zinvol, maar zoal blijkt bij trauma meestal niet voldoende', zegt hij in Psychologie Magazine.
Het probleem is dat het lichaam vaak in een waak-toestand blijft, iets wat in de Polyvagaal-theorie ook wel het sympatisch zenuwstel heet waarbij de vechtmodus geactiveerd blijft. Ook kan het parasympatisch zenuwstel te sterk zijn waardoor je gaat dissociëren. Van der Kolk: 'Praten heeft niet noodzakelijk een effect op de autonome, fysieke en hormonale reacties van het lichaam dat overmatig waakzaam blijft. Het lichaam moet leren dat het gevaar geweken is.'
Tegenstanders van lichaamsgerichte therapieën als EMDR, familieopstellingen en Somatic Experiencing van Peter Levine verwijten de sector dat het niet evidence based is. Arnoud van Buuren, arts en psychotherapeut, is het daar niet mee eens. Hij geeft les aan Rino Amsterdam, het opleidingsinstituut voor psychologen, met de module Lichaamsgerichte psychotherapie, gebaseerd op de Pessotherapie.
'Wij proberen therapie in een evidence based-model te proppen: A vergelijken met B., met alle variabelen in de hand. Maar therapie kun je nooit dubbelblind afnemen zoals bij medicijnen, waarbij de ene groep medicatie krijgt en de andere een placebo, en niemand weet wie wat krijgt. Ook wij nemen wel vragenlijsten af na de therapie, maar de claim evidence based te zijn is een illusie. De werkzame factoren in een therapie zijn a-specifiek: het gaat om de kwaliteit van de relatie, de verbinding.'
Van Buuren is van mening dat dit niet zo eenvoudig (kwantitatief) wetenschappelijk vast te stellen is. 'Dit kun je niet meten in een lab. En we doen niet zomaar intuitief iets: wat wij doen is wel degelijk gebaseerd op onderzoek, maar dan in het veld verkregen (empirisch en kwalitatief)', aldus de psychotherapeut in het Psychologie Magazine.
Lees het artikel op de mobiele website