Psychologen van de Ruhr Universiteit Bochum in Duitsland hebben een onderzoek uitgevoerd bij 50 mensen die zowel een angst voor spinnen als voor hoogtes hadden. Hoewel alleen de angst voor spinnen werd behandeld met exposure therapie, bleek dat ook de angst voor hoogtes verminderde. Dit onderzoek, geleid door Iris Kodzaga en Professor Armin Zlomuzica van de afdeling Gedrags- en Klinische Neurowetenschappen, is beschreven in het tijdschrift Translational Psychiatry.
Iris Kodzaga, de hoofdauteur van de studie, merkt op dat angststoornissen vaak samengaan. Patiënten die aan een bepaalde angst lijden, ontwikkelen vaak ook andere angsten. Exposure therapy, waarbij patiënten onder psychotherapeutisch toezicht hun angsten confronteren, is een effectieve behandelmethode. Eerder werd aangenomen dat voor elke specifieke angst een aparte blootstellingstherapie nodig was, maar deze aanname wordt nu uitgedaagd door het team uit Bochum.
In het onderzoek werden de angsten voor spinnen en hoogtes gemeten bij de deelnemers, zowel voor als na de blootstellingstherapie gericht op spinnenangst. Er werden subjectieve gegevens verzameld via specifieke vragenlijsten, en ook kwantitatieve gedragsmetingen, zoals hoe dicht de deelnemers bij spinnen durfden te komen of hoe hoog ze een kerktoren in durfden te klimmen.
Uit de therapie bleek dat niet alleen de angst voor spinnen afnam, maar ook de angst voor hoogtes. Er was een significante daling in beide maten: de angst voor hoogtes nam gemiddeld met 15 procent af als gevolg van de blootstelling aan spinnen.
Deze ontdekking biedt nieuwe perspectieven voor de efficiënte behandeling van fobieën, volgens Iris Kodzaga. Het zou kunnen betekenen dat therapeutische benaderingen heroverwogen kunnen worden en dat mogelijk meer universele methoden ontwikkeld kunnen worden. Hoe dit effect precies van de ene angst naar de andere wordt overgedragen, is nog onduidelijk. Het team plant vervolgonderzoeken om hier meer inzicht in te krijgen.
Lees het artikel op de mobiele website