Onderzoek: Timing van stress in jeugd van invloed op grotere kans op angststoornis

| door Sjoerd Valkering

Onderzoek laat zien dat jongeren die te maken krijgen met tegenslagen zoals traumatische of stressvolle gebeurtenissen (in het Engelse Adversity) tijdens de hersenontwikkeling, 40 procent meer kans hebben om angststoornissen te ontwikkelen op volwassen leeftijd. Toch blijkt dat de meeste mensen die in hun jeugd dergelijke ervaringen opdoen, veerkrachtig blijken te zijn en geen ernstige mentale gezondheidsproblemen ontwikkelen. Een nieuwe studie van Yale werpt nu nieuw licht op waarom sommige mensen kwetsbaarder zijn dan anderen.

De studie, gepubliceerd op 5 maart in Communications Psychology, wijst uit dat het moment waarop iemand tegenslag ervaart tijdens de hersenontwikkeling een belangrijke rol speelt. Ervaringen van lichte tot matige tegenslag in de middenkindertijd (tussen 6 en 12 jaar) en adolescentie kunnen zelfs beschermend werken tegen angststoornissen later in het leven. 'Onze bevindingen suggereren dat het verhaal genuanceerder is dan alleen ‘meer tegenslag is slechter'', aldus Lucinda Sisk, promovendus aan Yale en eerste auteur van de studie.

Opzet studie

De onderzoekers onderzochten de hersenactiviteit van 120 volwassenen met uiteenlopende ervaringen van tegenslag tijdens vier ontwikkelingsfasen: vroege kindertijd, middenkindertijd, adolescentie en volwassenheid. Met behulp van neuroimaging analyseerden ze hoe het breinnetwerk dat emoties, cognitie en geheugen reguleert (het corticolimbisch circuit) reageerde op signalen van dreiging en veiligheid. Dit gaf inzicht in hoe goed de hersenen in staat zijn onderscheid te maken tussen gevaar en veiligheid — een proces dat vaak verstoord is bij mensen met angststoornissen.

Via een geavanceerd statistisch model werden drie profielen onderscheiden. De eerste groep had weinig tegenslag ervaren maar toonde sterke hersenactiviteit bij dreiging en lage activiteit bij veiligheid. De tweede groep had lichte tot matige tegenslag ervaren tijdens de middenkindertijd en adolescentie, met een tegenovergesteld patroon: lage dreigingsrespons en juist verhoogde activiteit bij veiligheidssignalen. De derde groep had een hoge mate van tegenslag ervaren gedurende hun leven en toonde weinig hersenactiviteit bij zowel dreiging als veiligheid.

Opmerkelijk genoeg had juist de tweede groep — degenen met enige tegenslag op een bepaald moment in de jeugd — de laagste niveaus van angst als volwassenen. 'De mensen met lichte tot matige tegenslag tijdens middenkindertijd en adolescentie hadden statistisch significant minder angst dan zowel de groep met de minste tegenslag als de groep met de meeste,' aldus Sisk.

Timing van stress van invloed

Co-auteur Dylan Gee: 'Dit is een van de eerste onderzoeken die aantoont dat de timing van blootstelling aan tegenspoed er echt toe doet en welke onderliggende neurale processen kunnen bijdragen aan risico of veerkracht tegen angst na tegenspoed. Als dezelfde stressfactor optreedt op de leeftijd van 5 versus 15 jaar, beïnvloedt dit een brein dat zich op een heel ander punt in zijn ontwikkeling bevindt.'

Ze vervolgt: 'Deze studie geeft ook aan dat het vermogen van de hersenen om effectief onderscheid te maken tussen wat veilig en wat gevaarlijk is, helpt om te beschermen tegen de ontwikkeling van angststoornissen nadat er tegenspoed is geweest de kindertijd', aldus Gee. Uiteraard is meer onderzoek nodig om nog betere conclusies te trekken.

Lees ook

Lees het artikel op de mobiele website

Net binnen

Bekijk meer artikelen