Ecoloog Kamiel Spoelstra doet onderzoek naar het effect van kunstlicht op verschillende dieren in Nederland. Onder andere nachtvlinders, padden, vleermuizen en bosmuizen zijn al meegenomen in het onderzoek.
Spoelstra, actief als ecoloog bij het Wageningse onderzoeksinstituut NIOO-KNAW, laat bij zijn onderzoek lantaarnpalen in verschillende kleuren licht geven. Zo gebruikt hij onder andere rood licht, blauw licht en wit licht.
Welke resultaten heeft hij gemeten? Het blijkt dat bijvoorbeeld nachtvlinders de voorkeur hebben voor blauw licht. Het probleem voor deze insecten is dat ze worden aangetrokken door licht en daarna een makkelijke prooi worden voor vleermuizen en vogels.
Verder is gemeten dat snelle vleermuizen een ambivalente houding hebben ten opzichte van licht. De snelle vleermuizen hebben er niet zo'n probleem mee, maar de langzamere zijn schuwer. 'Zij profiteren vaak van kunstlicht terwijl de zeldzamere, tragere soorten er last van hebben', licht Spoelstra toe.
Padden
Ook bij padden is interessant gedrag aangetroffen. Door het onderzoek kunnen gemeenten uiteindelijk de juiste kleur licht op verschillende plekken voor lantaarnpalen kiezen. 'We doen ook onderzoek naar amfibieën, en ontdekten dat padden bij wit licht minder geneigd zijn om een weg over te steken dan bij rood licht of in het donker. Als ze op trek zijn van hun winterverblijf naar hun voortplantingsplek, zou je dus met wit licht kunnen voorkomen dat ze op drukke plaatsen of momenten oversteken.'
Spoelstra heeft in juni een artikel, naar aanleiding van het project Licht op Natuur, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Current Biology. Hij is nu bezig met het tweede onderzoek dat Licht op Landschap heet. Hier ligt de focus meer op lichtintensiteit.
Bosmuizen houden niet van licht
De bioloog gaat dit jaar in september aan de slag met bosmuizen. 'Het wordt een herhaling van een eerdere, kleinere proef, waaruit bleek dat ze extreem lichtgevoelig zijn. In die proef zetten we loodrecht op de lantaarnpaal-rijen bakjes met zaadjes neer, twintig zaadjes op de bodem, zand eroverheen, vijf zaadjes bovenop. In het donker grabbelden ze net zo lang tot alles op was, maar uit bakjes dichter bij de lantaarnpalen aten ze alleen de bovenste zaadjes snel op', aldus de wetenschapper in een interview met het NRC.
Spoelstra wijst er op dat het voortbestaan van bosmuizen weer een relatie heeft met andere dieren. 'Door de lantaarnpalenverspreiding in Nederland te koppelen aan het bosmuizenhabitat kun je achterhalen hoeveel van hun leefgebied verloren gaat door kunstlicht. Als het slecht gaat met de bosmuis, heeft dat óók negatieve gevolgen voor andere soorten – de bosuil bijvoorbeeld.' (foto: PublicDomainPictures/Pixabay)
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties