Afgelopen 6 mei was het de geboortedag van één van 's werelds meest bekende psychologen: Sigmund Freud. Freud is onder meer bekend geworden door zijn theorie over het begrip 'projectie'. Vandaag duiken we in de historie van Freuds projectie-theorie.
Freud werd geboren op 6 mei 1856 in de regio Moravië, wat onderdeel was van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Vandaag de dag is Freud nog steeds een van de meest bekende psychologen, en naast zijn glansrijke carrière als psycholoog staat hij ook te boek als een van de grootste denkers van de 20ste eeuw.
Freuds methodes en theorieën staan vandaag de dag bekend als omstreden, veel van methodes zijn inmiddels achterhaald. Maar de wetenschappelijk impuls, en het verbreden van de zienswijze binnen de psychologie, maken dat Freud nog steeds als een groot denker wordt gezien.
Zijn voornaamste bijdrage aan de psychologie is de theorie over projectie. Zijn dochter, Anna Freud, heeft de theorie later verfijnd en ook zijn voormalig protegé en leerling, Carl Jung, heeft veel geschreven over projectie. Jung ging 'dieper' dan Freud in de theorie, Jung zag het als missie om de dieptes van onze geest - en dus ons onbewuste - in kaart te brengen.
Volgens Freud kan er sprake zijn van projectie wanneer men eigenschappen of emoties van zichzelf probeert te ontkennen, verbergen of verdringen door deze toe te schrijven aan iets of iemand anders. De opvatting van Freud was dan ook dat het een afweermechanisme was tegen negatieve emoties.
Tijdens een intensieve verdieping in het fenomeen godsdienst, zo bleek later, stuitte Freud op het fenomeen projectie. Hij ging op zoek naar de wortels van het godsbeeld wat de mens heeft. Hij stelde dat men in een god een vader-achtig figuur zag, dit figuur bood als het ware een beschermend gevoel aan.
Deze god beschermt hen in hun jeugd en jongvolwassen-leeftijdsfases en wanneer ze volwassen worden wordt god door hen als een almachtige kracht verheven. Tegelijkertijd hebben gelovige mensen een dubbele houding tegenover hun god. Aan de ene kant verwachten ze namelijk hulp van God. Daarom bidden ze dat hij hun gebeden verhoort. Daar staat tegenover dat religieuze mensen God vrezen. Ze vrezen voor zijn straffen als ze hun driften niet in toom houden, aldus Freud.
Freud ziet dan ook godsdienst als een projectie van de mens. Religie was voor Freud niet meer dan een illusie. Volwassen durfden of konden, volgens Freud, hun verantwoordelijken niet aan. Hij meende zelfs dat godsdienst een vorm van neurose was die mensen van zichzelf vervreemden. Godsdiensten waren in feite de ultieme vorm van projectie.
Volgens Freud was het beter om je bewust te worden van je verdrongen driften en behoeftes. De mens moest zichzelf accepteren zoals die is. Dat is volgens Freud vele malen beter dan streven naar een levenshouding die helemaal niet coherent is met het innerlijk van een persoon. Zo'n opgelegde levenshouding belemmert een persoon om zichzelf te zijn, wat volgens Freud alleen maar kan leiden tot verstoringen of zelfs gruwelijkheden.
De filosoof Friedrich Nietzsche schreef, in zijn werk Voorbij Goed en Kwaad, hier eerder al treffend het volgende over: 'Hij die met monsters vecht moet er op toezien dat hijzelf geen monster zal worden. En als je maar te lang in de afgrond staart zal de afgrond ook in jou staren.'
Later ontwikkelde Freud zijn religie-kritiek, wat ook een kritiek was op de mens in zijn geheel, meer naar een psychologische methode, wat uiteindelijk de projectie-theorie werd. Het klassieke Freudiaanse voorbeeld, om projectie te herkennen, werd de volgende:
Een man die zijn vrouw ontrouw is geweest, maar die zijn vrouw ervan beschuldigt hem te hebben bedrogen. Deze man stelt hoge morele normen voor zichzelf. Hij beschouwt zichzelf als een goed mens, een goede echtgenoot, een goede en gezagsgetrouwe burger. Hij is buitengewoon kritisch over zichzelf omdat hij ontrouw is, maar hij lijkt niet te stoppen. De man verloochent en ontkent onbewust het feit van zijn eigen ontrouw die hij onaanvaardbaar zou vinden bij een ander, en projecteert het op zijn vrouw, waardoor zij de 'slechte' wordt.
Volgens de man heeft het feit van zijn eigen ontrouw niets te maken met zijn vermoedens jegens zijn vrouw. Dit wordt soms 'compartimentering' genoemd, omdat hij zijn ontrouw in een apart, afgesloten compartiment bewaart. Hierdoor kan hij zich een goed persoon voelen wanneer hij gedrag vertoont dat voor hem onaanvaardbaar is.
Het is vaak makkelijk om te zien of te herkennen wanneer anderen aan het projecteren zijn. Om dit bij ons zelf te zien kan soms een stuk lastiger zijn. Er zijn enkele 'symptomen' te herkennen:
1. Je overdreven gekwetst, defensief of gevoelig voelen over iets dat iemand heeft gezegd of gedaan - jezelf dus snel als slachtoffer zien.
2. Zeer reactief voelen en snel anderen de schuld geven.
3. Moeilijkheden om objectief te zijn, perspectief te krijgen en in de schoenen van de ander te staan.
4. Bovenstaande gedragskenmerken regelmatig voorkomen.
Als bovenstaande gedragingen regelmatig voorkomen kan je jezelf enkele vragen gaan stellen:
1. Zijn de eigenschappen van een persoon die je niet zo goed kan waarderen iets wat ik bij mezelf ook niet leuk vind?
2. Reageer ik in feite op dezelfde manier als de persoon die ik niet leuk vind?
3. Hoe kijk ik naar mezelf in deze situatie?
Als je al je gedachten en gevoelens kunt accepteren, en ze niet probeert kwijt te raken, hoef je ze niet op anderen te projecteren. Daarnaast word je een toleranter en flexibeler persoon, een les die Freud ruim 100 jaar geleden ons al probeerde te vertellen. (Foto: Stux/Pixabay)
In onderstaande video legt de Canadese hoogleraar en psycholoog, Jordan Peterson, het concept projectie in de meest brede zin uit - dus niet alleen de Freudiaanse kijk.
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties